Sanne is verloskundige en werkt in haar eigen praktijk in Roden
Over mannen raak ik bijna niet uitgepraat, op professioneel vlak dan. Waar ik vroeger de partner bijna negeerde – geen verstand van, je hebt er niets aan, hij loopt maar in de weg – is dat nu echt radicaal veranderd. Als nu een aanstaande vader tijdens de bevalling bijna blinde paniek heeft dat hij dingen niet kan vinden, ben ik verbaasd. En dan zijn het heus geen ingewikkelde vragen, gewoon of ze een vuilniszak willen pakken, een emmer of het eerste babypakje uit de ziekenhuistas halen.
In goed Nederlands “begroot me dat soms ook nog”, die onzekerheid bij die man. En vooral tijdens het steunen van de barende. Daarin verschilt het ook heel erg; de een zit nagelbijtend in een hoekje te wachten, soms even verscholen op zijn telefoon. De ander is in volle aanwezigheid en duikt zo het bad in als de barende erom vraagt. Dat zijn de echte levende ruggensteunen en daar heeft ze dan ook echt wat aan. Heel soms heeft een papa het nog zwaarder dan de puffende vrouw. Hij blaast hard mee en legt zijn hoofd te rusten op haar hard zwoegende schouder. Ze ademen dan zowat dezelfde lucht in, dat ik er zelf benauwde gevoelens van krijg. Maar smaken verschillen.
En als ik het over aanstaande vaders heb, moet ik nog altijd denken aan mijn opleidingstijd in Amsterdam. Vroedvrouw Sabine, een van origine Duitse verloskundige was onder de studenten gevreesd om haar harde aanpak. Tegen een vader die in Plat Amsterdam geinde tijdens het hechten: “Naai effe un stekie dichter”, antwoordde ze: “Hang èm er maar in, dan maak ik het op maat”, waarop de jonge vader schamper lachte en afdroop. Die vond ik zo hilarisch, dat ik niet kon wachten om het hier ook eens te gebruiken. Maar de Noorderlingen zijn blijkbaar minder vrouwonvriendelijk, want de eerste 20 jaar hoorde ik het niet. Tot op die ene dag. Een man die voor het eerst vader zou worden, liep wat heen en weer. De moeder had al 2 kinderen en wist hoe ze de bevalling te lijf moest gaan. Ze liet een mooi jongetje geboren worden en na afloop moest ik toch wat repareren. Toen kwam dé vraag. Maar hij was niet degene die van mijn antwoord schrok of terugdeinsde. Nee, hij maakte me oprecht boos, toen hij ook daadwerkelijk zijn broekrits los zou maken. Van schrik heb ik hem weggestuurd en hij ging rustig buiten een sigaretje roken, terwijl ik met een rood hoofd, probeerde de draad weer op te pakken.
Ook de uitspraken direct na de bevalling verschillen heel erg per persoon. Variërend van “Nou, dat viel reuze mee, hè Jantina”, wat hem vaak een roll-eye oplevert, tot “Nou, dat nooit weer, hier laten we het bij”. Van de week zat een vader zo op de roze wolk dat hij mij verzekerde dat er nog wel een paar zouden kunnen komen. En ook pas bevallen vrouwen hebben de meest bijzondere uitspraken. Hele duidelijke, zoals: “Ga jij voortaan maar naar de buurvrouw, dit doe ik nooit weer”. Of dat ze de volgende wel gaan adopteren. En gelukkig ook hele euforische moeders die in een roes verzuchten dat ze dit nog wel eens willen meemaken. En dat is dan ook weer goed voor mijn praktijk. Al zie ik vaak genoeg mensen die me in de kraamtijd verzekeren dat er echt geen derde komt en na twee of drie jaar toch weer gelukkig zijn met een volgende zwangerschap. En dan maar hopen dat het dan geen tweeling is.